Napels, Liefde en Vrijheid

Home / Napels, Liefde en Vrijheid

Ben Zuidinga

Luciano de Crescenzo (1928-2019) was een in Italië zeer bekende schrijver die een groot aantal boeken op zijn naam heeft staan. In zijn werk verweeft hij steeds op een luchtige manier de klassieke filosofie met hedendaagse en alledaagse gebeurtenissen in Italië. In zijn boek ‘Aldus sprak Bellavista’ (oorspronkelijke titel ‘Così parlò Bellavista’) beschrijft hij de dialogen die de gepensioneerde gymnasiumdocent Gennaro Bellavista voert met aantal mede-Napolitanen, waaronder de schrijver zelf. De overige deelnemers aan de gesprekken zijn een vice-plaatsvervangend conciërge van een appartementengebouw, een beroepswerk­loze, een bibliothecaris-thuisdichter en een organisatieadviseur. De dialogen worden afgewisseld met aantal anekdotes die op een kostelijke wijze de Napolitaanse volksaard weergeven en tegelijkertijd de verkondigde stellingen in de dialogen onderbouwen.

De subtitel van het boek, ‘Napels, liefde en vrijheid’, is een indicatie van het onderwerp. Bellavista presenteert de paradox tussen liefde en vrijheid, twee belangrijke impulsen voor het menselijk handelen, die volgens hem ook met elkaar in strijd zijn. Liefde staat voor gemeenschapszin, onderlinge afhankelijkheid, vriendschap en afkeer van macht. Het streven naar vrijheid daarentegen impliceert onafhankelijkheid, individualisme, privacy en een voortdurend streven naar de bevrediging van behoeften. Deze vrijheid moet betaald worden met het steeds meer afzien van liefde.

Bellavista baseert zijn theorie op de ethiek van Epicurus, een filosoof die zo’n 300 jaar voor het begin van onze jaartelling leefde. Volgens Epicurus heeft de mens drie soorten genoegens: primaire genoegens die natuurlijk en noodzakelijk zijn, secundaire genoegens die natuurlijk maar niet noodzakelijk zijn en de ijdele genoegens die niet natuurlijk en niet noodzakelijk zijn. De primaire genoegens zijn eten, drinken, slapen en vriendschap, maar dan in de meest basale vorm, voldoende om te overleven. Als hieraan voldaan is kan de mens vanuit een toestand van rust beoordelen of het de moeite waard is een secundair genoegen na te streven. Secundaire genoegens zijn bijvoorbeeld meer of beter eten en drinken dan nodig is om in leven te blijven, comfortabel wonen, sex, vakantie etc. Steeds moet worden afgewogen wat de voor- en nadelen zijn, welke prijs betaald moet worden en of dit in verhouding met het te verwerven genoegen is. De ijdele genoegens, bijvoorbeeld wethouder of chef zijn, een brok steen aan je vinger dragen dat een vermogen waard is alleen omdat het diamant heet, zijn zaken die een verstandig mens uit respect voor zich­zelf altijd moet weigeren. IJdele genoegens zijn ook altijd competitief, ze zijn niet voor iedereen beschikbaar, er moet om gestreden worden en dit gaat ten koste van vriendschap met degene waarmee gestreden wordt. Bellavista beredeneert vanuit Epicurus dat het streven naar vrijheid gepaard gaat met het streven naar secundaire genoegens waarvoor niet zelden een te hoge prijs betaald wordt. Veel overwerken om een vakantiehuisje te kunnen bekostigen reduceert de tijd die in vriendschap geïnvesteerd kan worden.

De deelnemers aan het gesprek worden het eens over het feit dat hun geliefde stad Napels de wereldhoofdstad van de liefde is. De echte Napolitaan is gauw tevreden, maakt zich niet al te druk over zijn carrière als dat teveel moeite kost, hij berust in zijn lot en be­steedt zijn tijd aan het theater van het dagelijks leven. Natuurlijk streven ze wel naar de secundaire genoegens van het leven maar ze geven het ook gauw op als het niet lukt. Het is om die reden dat Napels zich economisch niet ontwikkelt, dat de Camorra er vrij spel heeft en dat hun voetbalclub Napoli nooit kampioen van Italië wordt. Het is ook daarom dat de Napolitanen in het verleden nooit een oorlog zijn begonnen en zelfs nooit in op­stand zijn gekomen tegen hun onderdrukkers. Napolitanen zijn en blijven arm maar kunnen gelukkig zijn met vriendschap en goede gezondheid. De band tussen familieleden, vrienden en buren is hecht, er is nauwelijks privacy, de afhankelijkheid is groot maar ze gaan voor elkaar door het vuur.

Vervolgens schetst Bellavista de menselijke geest in de vorm van een cartesiaans assenstel­sel, er vanuit gaande dat de mens gedreven wordt door twee impulsen, één van de liefde en één van de vrijheid. De horizontale lijn is de as van de liefde en de verticale is de as van de vrijheid. Op deze wijze kan hij bepaalde personen, afhankelijk van de mate waarin zij naar liefde en/of vrijheid verlangen, een plaats in de grafiek geven. Maar elke as heeft ook een negatieve zijde en voor de liefde is dat natuurlijk de haat, die aan de linkerzijde van de horizontale as genoteerd wordt. Vrijheid definiëert hij als het verlangen om niet onderdrukt te worden en niet te onderdrukken. Het tegenovergestelde daarvan is dus het verlangen om misbruikt te worden en te misbruiken, met andere woorden: macht, het andere uiteinde van de vrijheidsas. Zo ontstaan vier kwadranten waarin hij de aanwezigen plaatst, maar ook een groot aantal bekende personen uit heden en verleden. In het positie­ve kwadrant, rechtsboven, plaatst hij bijvoorbeeld Mahatma Ghandi, de profeet van de geweldloosheid. Het streven naar zowel liefde als vrijheid was bij deze man groot en in evenwicht met elkaar. Dit even­wicht noemt hij de gulden middenweg. In het negatieve kwadrant, linksonder, plaatst hij Hitler, het symbool van haat en macht. De Palestijnen zet hij linksboven in het kwadrant van haat en vrijheid terwijl de paus als de exponent van liefde en macht in het kwadrant rechtsonder terechtkomt. Vervolgens tekent Bellavista een een nieuwe grafiek waarin hij op dezelfde wijze een aantal beroepen plaatst in plaats van personen.

Bellavista heeft ook zo zijn visie op hoe een bedrijf zou moeten zijn. Hij komt daarop tijdens een dialoog over beschaving, een term die naar zijn mening maar al te vaak verward wordt met vooruitgang. Als vooruitgang onderdeel is van echte beschaving, vindt hij, dan moet de menselijke geest er in terug te vinden zijn. Een bedrijf kan nog zo goed georganiseerd zijn met prachtige kantoren, secretaresses en telefooncentrales (n.b.: dit boek is geschreven in 1977), zonder een menselijke dimensie heeft het niets met bescha­ving te maken. De straatventer noemt hij het schoolvoorbeeld van een bedrijf met een menselijke dimensie. Een heel groot bedrijf vergelijkt hij met een maxi-tandem met honderden personen die trappen. Op een dag krijg je het vermoeden dat je net zo goed niet zou kunnen trappen, en dat de fiets dan toch vooruit zou komen. Bij dat bedrijf begint langzaam de menselijke dimensie te verdwijnen. En als je bij het personeelsuitstapje alle mensen in de bus nog bij naam kent heeft het bedrijf nog iets menselijks. Vanaf de dag dat je niemand meer kent heb je zelf ook geen voor- en achternaam meer.

Bellavista vindt dat vroeg of laat de grotere bedrijven zich zullen moeten opsplitsen in kleinere bedrijven, teneinde naar de menselijke dimensie terug te keren. Hij noemt dat de derde industriële fase, de fase van de liefde. De eerste fase was die van de zweep: wie niet wil werken wordt ontslagen. Deze fase heeft min of meer tot het eind van de jaren zestig geduurd (in Italië!) toen het arbeidscontract de zweep van de werkgevers afpakte. Daarna kwam de fase van het suikerklontje, dat eerst bestond uit het belonen met geld en later uit het belonen met macht. Maar ook macht kan niet eindeloos uitgedeeld worden en op een dag zal de fase van het suikerklontje afgelopen zijn. Mensen kunnen dan alleen nog gestimuleerd worden door de liefde van de werknemer voor zijn baas en andersom. Waardering over en weer kan echter alleen verdiend worden in een omgeving waar het bedrijf een menselijke dimensie heeft. Productiviteit en efficiency moeten ondergeschikt gemaakt worden aan het belang van de menselijke dimensie. Productiviteit kan op de lange termijn bedreigend zijn voor de mensheid, als je beziet welke ecologische problemen er kunnen ontstaan en daarom dient de mensheid zich, mede op advies van Epicurus en vele andere filosofen, te matigen in zijn streven naar secundaire genoegens.

Het voorgaande is geen samenvatting van het boek maar een opsomming van enkele elementen die van belang zijn voor het denken over organisaties. Als ik de ideeën van Bellavista betrek op mijn eigen praktijksituatie, dan komen een aantal dingen in een ander daglicht te staan. Ik erger mij soms aan de chaotisch lijkende bedrijfsvoering en de ama­teuristische, inefficiënte manier van leidinggeven. Er wordt veel tijd en geld verspild doordat er geen goede procedures zijn. Collega’s zijn niet altijd even productief, ze lijken veel tijd te besteden aan overbodig overleg en gesprekken over privé-onderwerpen, ze delen hun tijd niet efficiënt in. Het schijnt allemaal te horen bij de hectiek van dit handels­bedrijf waarin vele processen tegelijk en door elkaar verlopen. De baas weet ook niet zo goed hoe hij dit allemaal moet verbeteren, maar dat was tot nu toe niet echt een probleem, want het personeel vindt hem een aardige kerel en ze laten hem niet vallen als het span­nend wordt. Bedrijfskundig gezien geen ideale situatie, te meer omdat de aansturing nog steeds plaatsvindt op een manier alsof het bedrijf zich nog in de pioniersfase bevindt. Gezien de omvang die het bedrijf inmiddels heeft, had het deze fase allang achter zich moeten laten. Maar het is wel een bedrijf met een hele duidelijke menselijke dimensie, waarin misschien ook wel de verklaring van haar succes besloten ligt.

Als je constateert dat dit bedrijf aan verandering toe is en dit probleem benadert als theoretisch geschoold organisatie-adviseur, dan liggen de oplossingen voor de hand: decentrale besturing, autonome taakgroepen, noem maar op. Wat we echter na het lezen van De Crescenzo’s boek geleerd hebben is dat we moeten zoeken naar een balans tussen het streven naar liefde en vrijheid. Als deze theorie opgaat voor personen en beroepen, waarom dan niet voor organisaties? De liefde die in mijn organisatie blijkbaar overdadig aanwezig is moet dus gekoesterd worden en niet tenonder gaan door een kille herstructure­ring vanaf de tekentafel. De vrijheid, in de zin van meer autonomie aan de basis moet voorzichtig, stap voor stap, toegevoegd worden teneinde terecht te komen op de gulden middenweg. Daarbij moet er op gelet worden dat er geen ongewenste machtsverhoudingen gaan ontstaan waardoor de gewenste vrijheid beknot kan worden. Ook voor elke andere ingreep in de organisatie is het nuttig deze te toetsen op hun effecten voor het gehalte aan liefde en vrijheid.

Voor de bedrijfskunde in het algemeen gelden Bellavista’s lessen na 20 jaar nog onvermin­derd. Bij het streven naar betere organisaties moet de menselijke dimensie altijd herken­baar aanwezig zijn voor alle leden van de organisatie. Vertrouwen, erkenning en waarde­ring zijn op de lange termijn belangrijker dan productiviteit en efficiency. De discussie over onze natuurlijke bronnen en het milieu gaat door en de derde industriële fase zal die van het suikerklontje onherroepelijk gaan vervangen.

Bron:

Crescenzo, Luciano de, ‘Così parlò Bellavista, Napoli, amore e libertà’, 1977, Arnoldo Mondadori S.p.A., Milano (Nederlandse vertaling: ‘Aldus sprak Bellavista, Napels, liefde en vrijheid’, 1988, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam).